Bestemmingsplan "Kom Schaijk"
8.2 Vooroverleg

Artikel 10 Bro 1985 geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg dienen te plegen met het waterschap en waar nodig met besturen van andere gemeenten, provinciale diensten, de inspecteur van de ruimtelijke ordening en andere instanties die belast zijn met de behartiging van belangen die met het plan zijn gemoeid.

In het kader van het op grond van artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening voorgeschreven wettelijke vooroverleg is het voorontwerp-bestemmingsplan "Kom Schaijk" toegezonden aan de volgende instanties:
a. Provinciale Planologische Commissie van Noord-Brabant;
b. Waterschap Aa en Maas.

Hieronder zijn de reacties kort samengevat en van een standpunt van de gemeente voorzien. Voor een overzicht van de reacties zie bijlage 2.

Reactie vooroverleg directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving (ROH) van de provincie Noord-Brabant, d.d. 8 juli 2004

  Samenvatting advies   Reactie gemeente  
1.   De directie spreekt waardering uit voor de eenduidige aanpak van het planologisch kader dat voor de komplannen van Schaijk en Zeeland/ 't Oventje geboden wordt.   Voor kennisgeving aangenomen.

 
2.   Geconstateerd wordt dat het bestaande bedrijventerrein 'De Louwstraat' bij de planvorming buiten beschouwing is gelaten, omdat dit afdoende geregeld is in bestaande, recente bestemmingsplannen.   Voor kennisgeving aangenomen.

 
3.a   De directie merkt op dat geen inzicht bestaat in een recent door de raad vastgesteld woningbouwprogramma en een reactie op het Register Restcapaciteiten Woningbouw. Bovendien adviseert de directie in de toelichting een verwijzing naar het programma op te nemen (Cat. II).   In de gekozen plansystematiek waarbij nieuwe woningen – in principe – met wijzigings- dan wel uitwerkingsbevoegdheden geregeld zijn, is het passen van de extra woning(en) in het meerjarenprogramma woningbouw van de gemeente Landerd als voorwaarde gesteld. De nieuwe woningen die rechtstreeks in dit bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt zijn opgenomen in het meerjarenprogramma woningbouw.
In de toelichting wordt verwezen naar het meest recente meerjarenprogramma voor woningbouw.  
3.b   De directie vraagt duidelijkheid over de genoemde 65 extra te bouwen woningen bovenop de provinciale woningbouwprognose (Cat. II).   De genoemde extra te bouwen woningen zijn toegekend, dan wel aangevraagd op basis van de provinciale regelingen voor 'starters', 'ruimte-voor-ruimte' en 'wonen en zorg'. Dit zijn er, op grond van de recentste gegevens (d.d. 1 september 2004) circa 70. De toelichting is op dit punt verduidelijkt.  
3.c   Uit de toelichting maakt de directie op dat de woningbouwtaakstelling zou gelden per kern in plaats van per gemeente, zoals in het kader van het bestuursakkoord 2003-2007 is afgesproken (Cat. II).   De toelichting is op dit punt aangepast.  
3.d   De directie verzoekt de gemeente alle projecten die in het kader van de pilot "Bouwen voor specifieke groepen in kleine kernen" zijn gehonoreerd op te nemen in het bestemmingsplan (Cat. III).   De gemeente Landerd kiest ervoor om voor deze projecten separate planvorming te doorlopen. Het project aan de Schutsboomstraat 74a is dermate concreet dat planvorming reeds is opgestart. Deze locatie is rechtstreeks bestemd in onderhavig bestemmingplan.  
3.e   De directie merkt op dat voor de rechtstreeks mogelijk gemaakte nieuwe bestemmingen nog nader onderzoek verricht moet worden naar enkele milieuhygiënische aspecten (Cat. II).   In het plan komen een aantal ontwikkelingen voor. Deze ontwikkelingen zijn echter hetzij niet rechtstreeks mogelijk gemaakt, dan wel in het kader van vooruitlopend op onderhavig bestemmingsplan gevoerde vrijstellingsprocedures ex artikel 19 lid 1 en 2 WRO als bestaand stedelijk gebied beschouwd. De definitieve onderzoeken met betrekking tot de milieuhygiënische aspecten vinden in het eerste geval plaats (m.u.v. voor geluid) bij uitwerking of wijziging, omdat de dan actuele feitelijke situatie als uitgangspunt genomen dient te worden. In het tweede geval hebben de milieuhygiënische onderzoeken plaats gevonden in het kader van de vrijstellingprocedure. Waar relevant zal beknopt zal in de toelichting worden ingegaan op deze onderzoeken. Verkennende analyses met betrekking tot de ontwikkelingslocaties zijn reeds uitgevoerd. In de toelichting is aangegeven wat de eerste inschatting van de realiseerbaarheid vanuit milieuhygiëne is van de locaties is.

Voor wat betreft het milieuaspect 'geluid' is akoestisch onderzoek verricht voor de locatie die is gelegen binnen de zone van een zoneringsplichtige weg. De inbreidingslocatie Fixet aan de Hoekstraat is nog onvoldoende concreet om in dit bestemmingplan als gebied met wijzigingsbevoegdheid dan wel als uit te werken gebied op te nemen. Deze locatie is dan ook niet meer nader onderzocht in het kader van onderhavig bestemmingsplan en de juridisch-planologische verankeling in een bestemmingsplan zal separaat plaatsvinden.  
3.f   Door GS is een verklaring van geen bezwaar afgegeven voor 17 ruimte voor ruimte woningen en voor 5 reguliere woningen op de locatie Molengraaf III. De directie constateert een verschil met de aantallen zoals genoemd in de toelichting en aangeduid op de plankaart (Cat. II).   De constatering dat er een verschil bestaat tussen de aantallen zoals vermeld op de plankaart en toelichting ten opzichte van het aantal waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven is juist.

Echter de aanduiding 'RvR' op de plankaart duidt niet op het feit dat de woning een exponent is van de 'ruimte voor ruimte regeling' dan wel voortkomt uit het reguliere woningbouwprogramma, maar op een ruimtelijk-stedenbouwkundig onderscheiden typologie. Voor dit type woningen op die plek, gelden specifieke type maatvoeringscriteria.

Het aantal kavels waarvoor deze criteria van toepassing zijn verklaard bedraagt 23. Hiervan zijn 17 woningen daadwerkelijk 'ruimte voor ruimte woningen' en zijn er 6 regulier.

De toelichting zal op dit punt worden verduidelijkt (paragraaf 4.4).  
3.g   De directie acht het in het kader van dit plan niet wenselijk te vermelden dat ruimte gereserveerd wordt voor de ontwikkeling van het MOB-complex tot bedrijventerrein (Cat. I).   Hoewel het voornemen om ruimte te reserveren voor het MOB-complex geen directe relatie heeft met onderhavig bestemmingsplan, acht de gemeente het toch wenselijk hier melding van te maken. Dit om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de ontwikkelingen op het gebied van bedrijvigheid binnen de gemeente Landerd. Omdat de passage over het MOB-complex slechts in toelichtende zin in het plan is opgenomen en het voornemen niet is vertaald in voorschriften of plankaart, heeft het geen directe consequenties voor ontwikkelingen van dit complex.  
3.h   De directie gaat ervan uit dat de reactie van het waterschap en de consequenties daarvan in het plan zullen worden verwerkt (Cat. II).   De reacties van het waterschap (brief met kenmerk: 2004/4480) zijn verwerkt (voor wijze van verwerking: zie hieronder).  
3.i   De directie verzoekt om de gevolgen van het (ontwerp) besluit 'externe veiligheid inrichtingen' te beschrijven in de plantoelichting (Cat. II).   Er is in dit bestemmingsplan uitgegaan van de normen uit de vigerende AMvB's (zie paragraaf 6.10).  
3.j   Naar mening van de directie ontbreekt een aantal cultuurhistorisch waardevolle panden op de plankaart. Verzocht wordt deze op te nemen (Cat. II).   De ontbrekende panden met cultuurhistorische waarde zijn toegevoegd op de plankaart.  
3.k   De directie constateert dat een regeling voor de molenbiotoop rondom de molen aan de Bosschestraat 65 ontbreekt. Verzocht wordt ter bescherming van deze zone een adequate regeling op te nemen (Cat. II).   Hoewel de gemeente Landerd de waarde van het behoud van cultuurhistorisch erfgoed onderschrijft, wordt het opnemen van een regeling voor de molenbiotoop rondom de molen aan de Bosschestraat 65 niet noodzakelijk geacht. De molen is reeds sinds 1971 buiten gebruik. Het opnemen van een regeling voor de molenbiotoop is hier puur functioneel gezien niet noodzakelijk. Omdat er met onderhavig plan geen bouwmogelijkheden binnen een straal van 400 meter vanuit de molen zijn opgenomen, vormt dit plan daarbij geen aanleiding om een regeling op te nemen. Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie en belevingswaarde is het voorstelbaar dat een zone rondom de molen zoveel mogelijk gevrijwaard wordt van hoge bebouwing. In onderhavig plan is wordt hierin ook niet voorzien. Voor eventuele (grootschalige) nieuwbouw is separate planvorming nodig. Het rekening houden met de aanwezigheid van de molen als cultuurhistorisch waardevol relict, is hierbij dan vanzelfsprekend.  
3.l   Enkele bomen maken onderdeel uit van het bestand van de Bomenstichting. De directie adviseert te onderzoeken of een planologische bescherming hiervan gewenst is (Cat. II).   Bescherming van de betreffende bomen is geregeld in de APV.  
3.m   De directie acht het gewenst meer duidelijkheid over de begripsbepaling 'perifere detailhandel' te geven. Met name over de locatie-aspecten die bij dit begrip horen (Cat. III).   De begripsbepaling zal op dit nader worden bekeken.  
3.n   De directie vraagt de regeling na te lopen op consequenties met betrekking tot verwijzingen naar de dubbelbestemmingen betreffende cultuurhistorische aspecten (Cat. I).   De regeling wordt nagelopen op consequenties met betrekking tot genoemde verwijzingen.  
3.o   De directie constateert dat er verschil zit tussen de in de voorschriften opgenomen maximale goot- en nokhoogte voor bijgebouwen bij ruimte voor ruimtewoningen (3 respectievelijk 5 meter) en de genoemde maten in de verklaring van geen bezwaar voor de ontwikkeling van Molengraaf III. (3,5 respectievelijk 6 meter). Om te voorkomen dat sommige hoogten onder het overgangsrecht komen te vallen – hetgeen niet is toegestaan - adviseert de directie deze maatvoering op elkaar af te stemmen (Cat. I)   De voorschriften zullen op dit punt worden aangepast.  
3.p   Geadviseerd wordt het plan, rekening houdend met de genoemde aspecten, verder in procedure te brengen.   Voor kennisgeving aangenomen.  

Reactie vooroverleg Waterschap Aa en Maas, d.d. 18 juni 2004

  Samenvatting advies   Reactie gemeente  
A.1   Het waterschap geeft aan dat de ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de beleidsuitgangspunten van duurzaam omgaan met water. Hiertoe wordt voorgesteld in de paragraaf 'Waterhuishouding' de beleidsuitgangspunten ten aanzien van her- en nieuwbouw in relatie tot duurzaam omgaan met water op te nemen.   De voorgestelde teksten zullen worden ingepast in de plantoelichting. Eveneens zal beknopt aangegeven worden in hoeverre duurzaam wordt omgegaan met water.  
A.2   Het waterschap geeft aan dat bij de ontwikkeling van het 'Uit te werken gebied' aan de Spil rekening dient gehouden te worden met de schouwwatergang.   Daar waar de schouwwatergang onderdeel uitmaakt van de ontwikkelingslocatie De Spil is opgenomen in de uitwerkingsregels dat rekening gehouden dient de worden met de schouwwatergang en dat deze door bruggen moet worden overkluisd. Duikers zijn hier niet toegestaan.  
B.   In de paragraaf over het planologisch beleidskader ziet het waterschap graag ook het beleidskader van het waterschap opgenomen.   De voorgestelde tekst over het beleidskader van het waterschap/ waterbeleid zal worden opgenomen in de paragraaf 'Gemeentelijk en regionaal beleid' (paragraaf 4.4).  
C.   In artikel 18 'Water – WA' van de voorschriften dient te worden verwezen naar de Keur oppervlaktenwateren.   Het betreffende artikel zal op dit punt worden aangevuld.  
D.1   Het waterschap verzoekt op plankaart 1 de schouwwatergang evenwijdig aan de Looierstraat en Spil richten het westen aan te geven.   De schouwwatergang zal worden aangegeven op plankaart 1. Daar waar de watergang onderdeel uitmaakt van de ontwikkelingslocatie De Spil is opgenomen in de uitwerkingsregels dat rekening gehouden dient de worden met de schouwwatergang en dat deze door bruggen moet worden overkluisd. Duikers zijn hier niet toegestaan.  
D.2   Het waterschap verzoekt op plankaart 2 de waterpartij ter plaatse van de kerk aan te geven.   De waterpartij in het park achter de kerk is opgenomen binnen de bestemming 'Groenvoorzieningen -G-'. Binnen deze bestemming is de aanleg en instandhouding van water mogelijk. Echter omdat de waterpartij een structurele functie vervult in de waterhuishoudingsysteem, zal deze specifiek als 'Water –WA-' worden opgenomen.  
D.3   Het waterschap verzoekt op plankaart 3 de schouwwatergang aan de westzijde van het plangebied, evenwijdig aan de Molenaarstraat aan te geven.   De schouwwatergang zal worden aangegeven op plankaart 1.