Artikel 28- Nadere eisenregeling
Algemeen | Lid 1. | Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan: | |||
a. | de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals bepaald in artikel 4 tot en met 22; | ||||
b. | de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bepaald in artikel 4 tot en met 22. | ||||
Voorwaarden |
Lid 2. | De nadere eisen als bedoeld in lid 1 van dit artikel mogen slechts worden gesteld indien in de bestemmingen als bedoeld in lid 1 hieromtrent basiseisen zijn gesteld en het stellen van nadere eisen noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van: | |||
a. | de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; | ||||
b. | de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving; | ||||
c. | de milieukwaliteit; | ||||
d. | de verkeersveiligheid; | ||||
e. | de sociale veiligheid; | ||||
f. | de brandveiligheid en rampenbestrijding; | ||||
g. | het woon- en leefklimaat. | ||||
Verwijziging algemeen toetsingskader |
Lid 3. | Voor de aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij de toetsing van de begrippen stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, milieukwaliteit, verkeersveiligheid, sociale veiligheid, brandveiligheid en rampenbestrijding en woon- en leefklimaat wordt verwezen naar artikel 31. | |||
Procedure | Lid 4. | Bij toepassing van de bevoegdheden als bedoeld dit artikel zijn de procedurevoorschriften die zoals opgenomen in artikel 32,lid 1 van toepassing. |
Niveau omhoog
Naar boven Overzicht |
Naar volgende |