Inleiding
De voornaamste bronnen van luchtverontreiniging zijn wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw. NO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door snelrijdend en optrekkend verkeer. Benzeen en CO komen voornamelijk vrij bij stagnerend verkeer. De bronnen voor fijn stof zijn zeer divers: verkeer, agrarische bedrijven, industrie; en vele natuurlijke bronnen.
De concentraties van NO2, CO en benzeen (C6H6) kunnen significant zijn verhoogd door locale emissies en door plaatselijke omstandigheden die de verspreiding in de atmosfeer belemmeren.
De luchtkwaliteitnormen voor PM10 worden nagenoeg in geheel Nederland overschreden en het nemen van maatregelen valt onder het rijksbeleid.
De gevolgen van luchtverontreinigende stoffen kunnen zijn schade aan de gezondheid van mensen en dieren, en schade aan planten en gebouwen. NO2 en PM10 veroorzaken schade aan luchtwegen en versterken hooikoorts, allergische en astmatische problemen. Benzeen is kankerverwekkend.
De rapportageplicht in het Besluit luchtkwaliteit heeft betrekking op plaatsen waar naar redelijke verwachting mensen worden blootgesteld aan te hoge concentratie luchtverontreiniging. De luchtkwaliteitsniveaus zijn vastgelegd in de vorm van grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels. Indien de grenswaarde niet wordt overschreden voldoet de luchtkwaliteit aan de wettelijke norm en zijn geen maatregelen vereist. Bij overschrijden van plandrempels moet er een plan worden opgesteld met maatregelen ter beperking van de luchtverontreiniging. Bij overschrijding van alarmwaarden dient men te handelen conform de procedures beschreven in de Smogregeling 2001 (Stcrt. 2001, 109).
Rapportage plicht
In principe zijn alle gemeenten in Nederland dit verplicht. Meestal doen overschrijdingen van grenswaarden of plandrempels zich voor bij gemeenten met meer dan 100.000 inwoners. Er zijn echter situaties waarbij ook in kleine gemeenten hoge niveaus kunnen optreden. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als de bebouwde kom dicht bij een drukke snelweg ligt en er al sprake is van een tamelijk hoog achtergrondniveau. In een dergelijke gemeente is controle van de luchtkwaliteit uiteraard ook relevant. Om er voor te zorgen dat alle mogelijke overschrijdingen worden opgespoord, zonder de gemeenten met onnodige werkzaamheden te belasten, heeft de rapportageplicht de volgende structuur gekregen:
2002 | ||
• | Alle gemeenten met meer dan 40.000 inwoners; | |
• | Voor de gemeenten met minder dan 40.000 inwoners geldt dat de gemeenten die een indicatie hebben dat zich een overschrijding van de grenswaarden zou kunnen voordoen de luchtkwaliteit eveneens inventariseren op mogelijke knelpunten. Geconstateerde knelpunten dienen te worden vastgesteld en gerapporteerd; | |
• | Voor de gemeenten met minder dan 40.000 inwoners geldt dat de gemeenten die een indicatie hebben dat zich een overschrijding van de grenswaarden zou kunnen voordoen de luchtkwaliteit eveneens inventariseren op mogelijke knelpunten. Geconstateerde knelpunten dienen te worden vastgesteld en gerapporteerd; | |
• | Gemeenten met minder dan 40.000 inwoners die binnen een agglomeratie liggen, hebben, gezien de omgeving, altijd een indicatie. | |
2005 | ||
In 2005 zijn alle gemeenten met meer dan 100.000 inwoners verplicht de luchtkwaliteit te controleren en daarover te rapporteren, evenals die gemeenten die in het voorafgaande jaar een overschrijding van de grenswaarden hebben geconstateerd of een indicatie hebben dat er sprake zal zijn van een overschrijding van de plandrempels. Onder deze laatste groep bevinden zich dus ook de gemeenten met minder dan 40.000 inwoners die binnen een agglomeratie liggen. |
Landerd
Voor de gemeente Landerd houdt bovenstaande in dat er ten behoeve van het bestemmingsplan "Kom Schaijk" in principe geen onderzoek naar de luchtkwaliteit hoeft te worden verricht. De gemeente heeft immers minder dan 40.000 inwoners. Wel dient bezien te worden of de nabijheid van de A50 en de N324 een indicatie kan zijn voor overschrijding van de grenswaarden.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven Overzicht |
Naar volgende |